Jongenssprookjes Blurbs

Deel 5

Tienduizenden lezers gingen je voor, en gaven zich over aan de opwindendste homo-erotische verhalen ever. Ongeremde seksuele fantasieën, vol dubbele bodems en bedrieglijke werkelijkheden, maar tegelijkertijd… goudeerlijk. Nu eens met subtiliteit van een donsveertje, dan weer met de slagkracht van een stormram sleurt Kollen je mee in zijn erotische caleidoscoop, die niet alleen porno is, maar die ook over porno gaat.
In dit vijfde deel komt hij met enkele grensverleggende sub-genres, zoals dat van de Bible Belt-porno, met een kleine, maar sympathieke bijrol voor het Reformatorisch Dagblad; en binnen een oeuvre van homo-erotische verhalen waarin als nooit tevoren taboe en wellust elkaar wederzijds aanwakkeren, moest het vroeg of laat komen van… postkoloniale porno.

Short preview will follow later.

Deel 4, verhaal: De Gouden Engel

Het was niet zo druk in de darkroom. Uit een paar hokjes klonk gehijg en gescharrel, maar de rest was leeg, of er stond iemand in de deuropening te wachten. Her en der in de gangetjes stonden mannen voor zich uit of om zich heen te kijken, flesje bier in de hand. Harold nam ze een voor een op, maar vond geen aanleiding om tot actie over te gaan.

Hij hoefde vanavond ook niet per se, hoor. Hij was van het Centraal Station naar huis gelopen en hij had tegen zichzelf gezegd: kom, we pakken een biertje in The Web. Hij was ook niet bepaald gekleed op darkroombezoek: hij had een pak aan. Een krijtstreeppak zelfs. In het weekend kon je daar niet mee aankomen in een leerbar, maar door de week, vroeg op de avond, nam men daar doorgaans geen aanstoot aan. Dan waren er wel meer mannen die geen fetisj-outfit droegen maar hun gewone kloffie, omdat ze alleen even wat kwamen drinken op weg naar huis; in de zomer zag je wel eens iemand in een korte broek, die naar het strand was geweest, en in deze tijd van het jaar, waarin de mensen hun kerstinkopen deden, liep er af en toe iemand met volle Bijenkorftassen te sjouwen. Nee, door de week kwam het allemaal niet zo nauw. Hij moest alleen even goed kijken voordat hij ergens op ging zitten of tegenaan ging staan.

Vooruit. Nog één biertje en dan schluss. Hij draaide zich om en liep de trap af

Deel 3, verhaal: Sleepingbeauty.nl

Maar terwijl hij deed alsof hij zat te lezen, nam hij de gelegenheid te baat om al die masculiene types die hier met grote passen af en aan liepen, vanuit zijn ooghoeken aan een grondige inspectie te onderwerpen. De vorige keer, op dat andere politiebureau, had hij dat ook gedaan. Toen was van al die politieagenten – niet alleen van de uitgezakte middelbare mannen, maar ook van de gespierde twintigers – het onderlijf gehuld geweest in een hobbezak van een broek, die in het effectief camoufleren van iedere denkbare lichaamsvorm amper had ondergedaan voor een boerka. Het verschijnsel was zo opvallend geweest, dat Boudewijn de conclusie had getrokken dat de korpsleiding veronderstelde dat erotische aantrekkingskracht het gezag van de dienders op fatale wijze zou ondergraven en tot elke prijs vermeden moest worden. Nou, dan had hij dat in sommige buitenlanden wel anders meegemaakt. Godallemachtig! Toen hij een keer in Parijs een groep agenten op een boulevard had zien patrouilleren, was hij bijkans in katzwijm gevallen; wat een geile kerels! Hun nauwsluitende uniform accentueerde iedere spier van hun atletische gestalte en benadrukte geraffineerd de kogelronde kont en de brede schouders. In combinatie met die strak gemillimeterde, bars kijkende koppen, onder die kleine, kekke petjes, had het Boudewijn een erectie bezorgd van heb ik jou daar. Hij had wel een kwartier achter ze aan gedrenteld, gretig de wolk van testosteron inhalerend die over die boulevard dreef, mijmerend over wat hij allemaal zou uitspoken als het hem ooit zou lukken om een van die lekkere smerissen met diens eigen toys te grazen te nemen: hij kon hem bijvoorbeeld met zijn handboeien aan een lantaarnpaal vastketenen, zijn benen vastsnoeren met de koppelriem en dan die strakke uniformbroek van die goddelijke reet afpellen.

Deel 2, verhaal: Maarten en Moustafa

Het was woensdagavond, half acht. Ik zat in mijn eentje op een bank in de soosruimte van het buurthuis, waar nog zeven andere jongens rondhingen. Stuk voor stuk grote, Arabische jongens; zo tussen de zestien en de twintig jaar, was mijn indruk. Ze kletsen wat en telefoneerden, rookten sigaretten op de stoep van het buurthuis – en af en toe een joint, dat kon ik ruiken – en ze speelden tafelvoetbal.

     Achter de bar stond de jeugdwerker, ene Ernst-Jan. Hij was naast mij de enige Nederlander. Nou ja, ‘autochtoon’ moet ik natuurlijk zeggen.

     De Arabische jongens stoeiden met elkaar en gingen op internet. Op pornosites. Vooral op sites waar blonde vrouwen, vrouwen die er heel hoerig uitzagen, werden geneukt door donkergetinte mannen; dat kon ik allemaal precies zien, vanaf mijn plekje op de bank, want ik zat steeds stiekem naar ze te gluren terwijl ik net deed alsof ik zat te lezen in een van de educatieve tijdschriften die op de leestafel lagen.

De oudste van de jongens – die ik dus rond de twintig schatte, misschien ook ietsje ouder – keek zo nu en dan naar mij. De andere jongens noemden hem ‘Moustafa’.

     Hij glimlachte zelfs even naar me.

     Hij was groot en breed en zag er heel gespierd uit, in zijn strakke witte T-shirt en zijn al even strakke, lichtblauwe spijkerbroek. Hij had een mooie, stoere kop, met kort zwart haar en grote, gloeiende, zwarte ogen. Als hij lachte, dan blonken zijn witte tanden. Zijn handen waren groot en hij had zware, gespierde armen. Hij had een hele grote bobbel in zijn broek, dat zag ik maar al te goed

Deel 1, verhaal: Iochios en de Centaur

Nadat hij de verzadiging had bereikt, trok de soldaat zich uit Iochios terug. Hij rolde zijn zware lichaam van hem af en ging op zijn rug naast hem in het gras liggen.

     ‘Bij Apollo, wat was dat lekker! Dat was lang geleden. Veel te lang.’

     ‘Dat voelde ik,’ grijnsde Iochios.

     De jongen en de soldaat lagen achter een schuur op het terrein van de koninklijke kazerne en keken uit over de haven van Pedarchos, de hoofdstad van het eiland Paxos; daarachter schitterde de onafzienbare Aegeïsche Zee in een milde avondzon. De hitte van de dag was voorbij en in de haven was het een drukte van belang. Op de honderden boten waren de zeilen gestreken en de roeiers vertraden zich op de kade. Reizigers, kooplieden, slaven, soldaten, hoeren, waarzeggers en huisvrouwen krioelden in de straten rondom de haven. Op het grote plein werden de goederen verhandeld die op die dag waren aangevoerd door de vele schepen vanuit de wijde omgeving, van Athene tot Rhodos en Kreta, ja, zelfs vanuit Egypte en Perzië.

     ‘Zal ik jou ook nog even klaarmaken?’

     ‘Ja, lekker!’